Pedagogisch beleidsplan

Pedagogisch beleidsplan

Pedagogische visie

Mijn pedagogische visie is gebaseerd op:  

* Een persoonlijke, kindgerichte visie. Ieder kind is anders, ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, heeft zijn eigen behoeften en is goed zoals hij is. Ik vind het ook belangrijk dit aan de kinderen over te brengen. Niemand is ‘raar’, ‘dom’ of ‘verkeerd’. We zijn allemaal anders en anders is prima. Sterker nog: het is prachtig. Het leven zou maar saai zijn als we allemaal hetzelfde zouden zijn.

* Het recht om zich in zijn/haar eigen tempo te ontwikkelen. De één leert eerder lopen, de ander eerder praten. Ik stimuleer het leren door middel  van spel maar ga niet pushen als een kind ergens nog niet aan toe is. Tijdens het brengen en halen zijn er momenten om de ontwikkeling van een kind te bespreken met de ouders maar ook via whatsapp of een telefoon afspraak is dit altijd mogelijk.  

* Zelfvertrouwen, zelfredzaamheid, eigenwaarde en acceptatie stimuleren. Daarbij is mijn taak begeleidend, verzorgend en ontwikkelend. Ik speel in op de ontwikkeling van het kind en stimuleer de kinderen om dingen zelf te proberen en elkaar te helpen.  

* De regels en richtlijnen die ik hanteer in de opvang zijn voor alle kinderen van toepassing.  

* Ik werk met een variabele maar toch voldoende regelmatige dagindeling. Er zijn terugkerende activiteiten die elke dag aan bod komen maar ook wisselende activiteiten afhankelijk van bijvoorbeeld het weer, feestdagen of individuele activiteiten omdat ik merk dat een kindje ergens veel interesse voor heeft. Voor de allerkleinsten houd ik het schema aan wat zij van thuis gewend zijn.

* Ik volg regelmatig workshops/cursussen om op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen m.b.t. de begeleiding van kinderen en lees veel boeken over babies, peuters, psychologie en pedagogie.

De invulling van de opvang is gebaseerd op vier opvoedingsdoelen, zoals geformuleerd door Professor Marianne Riksen-Walraven. Deze doelen geven aan wat een kind in de eerste jaren nodig heeft voor zijn of haar welzijn en ontwikkeling en maken onderdeel uit van de Wet Kinderopvang. Samen vormen deze doelen de basis voor de kwaliteit van de opvoeding en de opvang.

De pedagogische opvoedingsdoelen:

  1. Het bieden van mogelijkheden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties

Zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit (veerkracht) en creativiteit. Een aantal vaardigheden die je kinderen kunt aanleren bij het ontwikkelen van hun persoonlijke competenties en die kinderen in staat stellen om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Deze ontwikkeling vindt plaats in het hoofd (cognitief – kennis), het hart (sociaal-emotioneel) en het lichaam (motorisch en zintuigen). Belangrijke onderdelen van de persoonlijke competenties zijn:

Zelfredzaamheid

Kinderen zijn nieuwsgierige ontdekkers. Ze willen graag alles weten en zelf kunnen doen. Zo leren ze waar ze goed en waar ze minder goed in zijn. En daar wil ik ze graag bij helpen:

• zelf de eigen jas aantrekken;

• zelf leren schoenen aan doen;

• zelf een activiteit kiezen;

• zelf speelgoed opruimen;

• zelf aan- en uitkleden;

De zelfredzaamheid wordt vergroot door kinderen zelf te laten proberen, maar ik help ze als het niet lukt. Dit doe ik door het voor te doen, aanwijzingen te geven of iets aan te geven.

Positieve aandacht

,,Goed zo!” Positieve aandacht vergroot het zelfvertrouwen en de eigenwaarde van kinderen.

• samen een activiteit doen (voorlezen, knutselen, een leerzaam spelletje doen);

• praten over zijn gevoelens en belevenissen van het kind (bijvoorbeeld: ‘wat heb je gezien in de dierentuin?’);

• knuffelen en stoeien

Respect

Ik behandel de kinderen met respect, ze mogen zichzelf zijn. En ze leren ook respect voor anderen te hebben. Kinderen groeien hier van jongs af aan op met verschillende kinderen die allemaal goed zijn zoals ze zijn en zich niet aan hoeven te passen om in het ‘normaal beeld’ te passen. De ene keer stimuleer ik de kinderen om iets zelf te doen. De andere keer begeleid ik ze in hun spel. Zo krijgen kinderen de vrijheid om hun eigen mogelijkheden te ontdekken en zich verder te ontplooien.

Eigen wil

Een jong kind ontdekt dat het een eigen wil heeft en dat het zijn of haar omgeving kan beïnvloeden. Ik respecteer en erken deze eigen wil. Ik benoem wat het kind wil/hoe het zich voelt en laat merken dat ik daar begrip voor heb. Toch kan het zijn dat het kind iets tegen zijn zin zal moeten doen (bijv opruimen of sorry zeggen). Dan leg ik uit waarom dit zo is en dat we ook rekening moeten houden met andere kindjes als we in een groep zijn.

Zelfstandigheid

Oudere kinderen kunnen steeds meer zelf. Ik bied ze zoveel mogelijk zelfstandigheid. Ik laat ze eerst zelf dingen uitvinden en neem het niet gelijk over als iets niet lukt. Ik kijk naar de kinderen wat ze denken al te kunnen en bevestig het vertrouwen in ze. Ik laat merken dat ze gewaardeerd worden en dat hun prestaties gezien worden,

Bijvoorbeeld

• zelf proberen een puzzel te maken;

• helpen met de jongere kindjes

Naast lichamelijke en persoonlijke verzorging van kinderen zijn veiligheid en geborgenheid de basis voor het zelfvertrouwen van kinderen en is uitdaging de basis voor zelfstandigheid. Bij het aanbieden van activiteiten en materialen wordt rekening gehouden met de verschillende leeftijden maar ook met de ontwikkelingsfase waarin het kind zit.

2.   Socialisatie en het eigen maken van waarden en normen

Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen, de cultuur etc. eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uit maken. Hierbij heb ik een voorbeeldrol. Een kind wordt gevormd door de omgang met volwassenen en andere kinderen. Kinderen leren waarden en normen in de relatie, communicatie en interactie tussen kinderen onderling en tussen kinderen en volwassenen.

Kinderen leren spelenderwijs om op een respectabele manier met elkaar om te gaan. In mijn handelen en houding breng ik waarden en normen over op de kinderen. In praktijk zal ik

– kinderen leren respect te hebben voor elkaar (iedereen is goed zoals hij is. Pesten is nooit ok.)

– kinderen accepteren zoals ze zijn (introvert/extravert, het is anders maar niets is verkeerd en niemand hoeft te veranderen om zich aan te passen)

– kinderen op hun gemak stellen. Dit geeft kinderen een gevoel van veiligheid, vertrouwen en geborgenheid wat van belang is voor hun ontwikkeling;

– kinderen de ruimte geven om zich te ontplooien (emotioneel, creatief, motorisch, cognitief).

– het kind op een positieve manier stimuleren door complimentjes en uitleg te geven over zijn gedrag.

– structuur bieden aan het kind via een dagindeling en het stellen van regels en grenzen.

– kinderen leren respect te hebben voor dieren en de natuur (lief zijn voor dieren, geen afval op straat gooien, geen slakken of insecten doden etc)

 3.   het bieden van een gevoel van fysieke en emotionele veiligheid

Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, is het belangrijk dat een kind zich veilig en geborgen voelt en voelt dat hij/zij er mag zijn. De kinderen worden elke morgen enthousiast begroet zodat zij het gevoel krijgen welkom te zijn. De opvang hier geeft het kind een warme huiselijke sfeer met geborgenheid, veiligheid en vertrouwen. Er is genoeg ruimte voor individueel contact met het kind. Vaak laat ik vier kinderen vrij spelen om vervolgens met het vijfde kindje een één op één activiteit te doen. Het is belangrijk dat ik een vertrouwensband met de kinderen opbouw. Ik deel de opvoedingsverantwoordelijkheden met de ouders.

Dit doe ik bijvoorbeeld door:

–       de kindjes ’s morgens enthousiast te begroeten, ze het gevoel te geven gezien te worden door bijvoorbeeld te vragen hoe het met ze gaat of ze een complimentje te geven over hun mooie jurk of vlechten;

–       kinderen die moeite hebben met wennen mogen lekker op schoot zitten wanneer ze zich daar prettiger door voelen of gun ik juist wat rust zodat ze van een afstandje de kat uit de boom kunnen kijken. Afhankelijk van de persoonlijkheid van het kindje. Na 22 jaar ervaring met kinderen lukt het me vrij snel een goede inschatting te maken wat de beste benadering is en lukt het me meestal vrij snel een kindje zich op zijn gemak te laten voelen hier

–       tijdens de opvang zien zij altijd hetzelfde vaste gezicht;

–       voorafgaand aan de opvang heeft er een kennismakingsgesprek plaatsgevonden

–       opvang wordt geboden in een huiselijke sfeer;

–       de omgang met de andere kindjes in de opvang wordt begeleid

–       uitwisseling/overdracht van informatie van de opvang tussen ouder en gastouder.

Ik zie je, ik begrijp je, ik ben er voor je. Dit wordt sensitieve responsiviteit genoemd. Kinderen krijgen hierdoor meer zelfvertrouwen en kunnen een band met je opbouwen. Het leren opbouwen van een band (hechting) is bepalend voor de relaties in het verdere leven. Een goede hechting zorgt voor een betere ontwikkeling. Zo leren ze dat ze je kunnen bereiken met hun gedrag. Dat ze troost en veiligheid bij je kunnen vinden. Op deze manier ontwikkelen kinderen hun eigenwaarde, zelfvertrouwen en het vertrouwen in een ander.

Lichamelijk contact

Lichamelijk contact is belangrijk voor een gevoel van geborgenheid. Ik knuffel met de kinderen. Geef ze de ruimte om emoties te ervaren en te uiten dus lach met ze mee en troost ze. Ik herken hun emoties en help ze hun emoties te herkennen door erover te praten.

4.   het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties

Het aanleren van sociaal gedrag is essentieel voor kinderen om zich staande te kunnen houden in de samenleving. Voorwaarde hiervoor is dat een kind zich kan verplaatsen in de ander. Samen spelen en werken, naar elkaar luisteren, delen, om de beurt doen, een ander kindje iets geven, helpen, troosten, knuffelen en een complimentje geven. Het zijn voorbeelden van sociale vaardigheden. Leren omgaan met andere kinderen en volwassenen, leren van anderen. Dat is sociale ontwikkeling. In de omgang met leeftijdsgenootjes leert het kind de uitwerking van zijn gedrag op andere mensen kennen. Hierdoor leert het kind inzicht te krijgen in zijn eigen gevoelens. Ook leert het kind al vroeg de betekenis van troosten, helpen, rekening houden met anderen en omgaan met conflicten. Het waarnemen van gevoelens van kinderen is belangrijk. Vanuit een pedagogische visie wordt het positief benaderen van kinderen gestimuleerd.

Wanneer er meerdere kinderen zijn kunnen zij met elkaar belangrijke vriendschapsrelaties

ontwikkelen. Dit geldt zowel tussen kinderen van dezelfde leeftijd als tussen oudere en jongere kinderen. Peuters spelen nog veel naast elkaar. Door het contact met anderen leren ze zich te verplaatsen in de ander, maar ook om samen oplossingen te zoeken voor problemen. 

Ik probeer een actieve rol te spelen in de interactie tussen kinderen door:

• kinderen op elkaar te richten;

• kinderen te vragen andere kinderen te helpen;

• kinderen gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor iets;

• kinderen te begeleiden in de interactie;

• mij juist terughoudend op te stellen. 

Door te zorgen dat kinderen elkaar helpen en troosten als dat nodig is vergroot je de saamhorigheid en het wij-gevoel. We praten samen over meegemaakte gebeurtenissen. Kinderen leren daardoor van elkaar, delen ervaring en misschien wel het belangrijkste: ze hebben samen plezier! Door met kinderen te praten over hun gevoelens en die van anderen, wordt het vermogen om zich in anderen te kunnen verplaatsen vergroot. De ene persoon past beter bij de één dan bij de ander. Ik zorg voor een goed klimaat voor samenwerking tussen mij en de kinderen en tussen de kinderen onderling. Ik probeer duidelijk uit te leggen waarom bepaalde gedragingen niet kunnen maar ook hoe je situaties moet oplossen. Zelf het goede voorbeeld geven is hierbij erg belangrijk.

Socialisatie en het eigen maken van waarden en normen

Wat mag wel en wat mag niet? Hoe wil ik dat de gastkinderen zich gedragen? Kinderen moeten zich de waarden en normen eigen maken van de samenleving waarin ze deel uitmaken. Opgroeien tot mensen die wat voor elkaar over hebben, die trouw zijn aan een gegeven woord: dat is wat we graag willen.

Communicatie met ouders

Het is belangrijk dat we regelmatig overleggen, zodat we zoveel mogelijk op één lijn zitten.

Voorbeelden van regels zijn: op je beurt wachten, niet door elkaar praten en aan tafel zitten tijdens het eten. En daarbij ook respect voor natuur en milieu. Regels als: afval niet op straat gooien, zuinig omgaan met water en energie en planten niet vertrappen zijn hier voorbeelden van. Regels toepassen bereik ik door structuur te bieden en grenzen te stellen op een consequente, doortastende manier. Mijn rol is een voorbeeldrol om te laten zien wat de normen en waarden zijn.

Ruzies en conflicten

Met plezier spelen staat voorop bij spel en activiteiten. Toch ontkom je er niet aan dat tussen spelende kinderen soms conflicten ontstaan. Dat hoort er nu eenmaal bij. Kinderen leren hierdoor hoe ze kunnen omgaan met de belangen van andere kinderen. Ik grijp daarom bij peuters vanaf drie jaar niet altijd direct in. Ik geef ze de kans om zelf het conflict op te lossen. Ik hou het in de gaten en grijp in als de strijd ongelijk is. Een kind mag boos zijn. Ik leer kinderen dat ze hun boosheid en verdriet kunnen uiten op een manier die niet pijnlijk is voor anderen.

Het kan ook voorkomen dat een kind jaloers is op de aandacht voor, of het speelgoed van een ander kind. Belangrijk is dat een kind leert om te delen. In de praktijk probeer ik dit probleem op te lossen door gerichte individuele aandacht te geven en duidelijke afspraken te maken over het delen van speelgoed. Kinderen moeten af en toe ook de gelegenheid krijgen om alleen met iets te spelen, zonder dit te hoeven delen.

Positief benaderen

Verstoort een kind het plezier van een ander? Of brengt het de eigen veiligheid of die van anderen in gevaar? Dan gedraagt het zich ongewenst. Door middel van een positieve benadering en dus zonder dreiging, probeer ik het ongewenste gedrag om te buigen naar positief gedrag. Ik ben een voorstander van positief opvoeden. Belonen en aandacht geven als een kind het goed doet is hierbij heel belangrijk. Ben ik blij met bepaald gedrag? Dan leg ik uit waarom, zodat ook de andere kinderen dit begrijpen. ‘Wat fijn dat je me helpt met opruimen.’

Keur ik iets af? Dan leg ik duidelijk uit waarom iets niet mag en direct na het vertoonde gedrag..

Ik loop naar het kind toe om te corrigeren, kijk hem of haar aan op ooghoogte van het kind en leg uit waarom iets niet mag. Soms helpt een time-out daarbij. Ik zet het kind even apart, in dezelfde ruimte (bijvoorbeeld aan tafel). Ik hou het kind wel in de gaten en maak het natuurlijk ook altijd weer goed. Bijvoorbeeld met een knuffel of te benoemen wat het kind juist wel goed doet. Hiermee herstel je de veilige band. Bij jonge kinderen is afleiden of negeren vaak de beste manier. Het gedrag wordt afgekeurd en niet het kind zelf. Op deze manier houdt het een positief zelfbeeld.

Reacties zijn gesloten.